top of page
avdwap.bmp

Personen

Voorname Antwerpse van DUN-familie, afkomstig van TULDER (voormalig buurtschap in Hilvarenbeek)

In het 1ste Dunboek was hoofdstuk 13 gewijd aan een Antwerpse van Dun-familie waaruit in de 18de eeuw aantal prominente personen voortkwamen, zoals een tijdelijke burgemeester van Antwerpen, twee procureurs, twee schepenen en voorzitter van de civiele rechtbank, drie notarissen, een kanunnik,  een abdis en een lid van de Naationale conventie bij het ontstaan van België.

Buiten het feit dat de "Antwerpse" stamvader, Joannes Baptist van Dun, afkomstig zou geweest zijn van Tulder (Hilvarenbeek), was ons toen nog niets bekend over de oorsprong van zijn familie.

Dank zij het opzoekingswerk van Ton van Dun kunnen we nu nog vier generaties in deze familietak teruggaan, en wel tot Joannes van Dun, alias Bruers, geboren omstreeks 1520.

Alhoewel hij een 100-tal nakomelingen had, is deze aparte familietak wat betreft de mannelijke afstamming klaarblijkelijk uitgestorven.

De laatste ons bekende overlevende van Dun uit deze tak, Desideria van Dun, overleed te Antwerpen in 1904.

In dit hoofdstuk hebben we alle gekende gegevens over deze familietak hier bij mekaar gebracht, met uitzondering van de informatie over Johannes Josephus van Dun, tijdelijk burgemeester van Antwerpen, en van Anna Maria van Dun, abdis van het klooster Leliëndael. Hiervoor  verwijzen we naar de twee aparte hoofdstukken op hun naam.

 A.   De TULDERSE  HOEVE als oorsprong van deze  familietak.

De Tulderse hoeve ligt temidden van de Tulderse heide, die zich bevindt naast het gehucht Dun.

De baan van Reusel, over Hoge en Lage Mierde naar Tilburg, scheidt beide delen.

Het oudste document waarop we ons kunnen baseren met betrekking tot deze hoeve dateert van omstreeks 1200.

Hieruit blijkt dat Diederik van Beek zijn hoeve onder Mierde in de 12de eeuw voor 5 pond zilver verkocht aan de abdij van Averbode.

Hertog Jan II van Brabant bevestigde dit in mei 1298, terwijl de jachtrechten die zijn zoon, hertog Jan III van Brabant, daarop nog had, door deze laatste op 29 augustus 1315 aan de abdij werden overgedragen.

Mede omwille van haar grenspositie had deze hoeve het gebruiksrecht op de uitgebreide heidevelden onder Weelde, Poppel, Hoge en Lage Mierde, wat, zowel toen als later, tot eindeloze processen met deze gemeenten heeft geleid.

 

Niettegenstaande de Tulderse hoeve eigendom was van de abdij van Averbode was ze toch belast met diverse cijnzen (taksen en dienstbaarheden) aan de hertog van Brabant en aan de abt van Echternach.

Zo was de abt van Averbode verplicht om "op Sint Denijs een vat te betalen aan de abt van Echternach".

Erfdienstbaarheden en zelfs lijfeigenschappen waren toen nog heel gewoon.

In 1404 wordt een zekere Hendrick van Dun vermeld als laat van Tulder.

 

De hoevenaars stonden tot de abten van Averbode echter niet alleen in een zakelijke, maar ook in een persoonlijke en zelfs familiale verhouding.

In de zakenrelatie overheersten de onderhoudsplicht in specie of natura van de pacht en de onderhoudsplicht van de opstallen en de landerijen.

Daarenboven was de laat van Tulder gehouden tot "crawijeijen met waghen ende peerden", welke karwijen in de 17de eeuw uit de pachtcontracten verdwenen.

 

Zo spanden de laten van Tulder en Mierde in 1504 drie wagens in om de Bossche klokkengieter Jaspar Moer met zijn gereedschappen naar Averbode te voeren, en in 1509 transporteerde de laat van Tulder nog eens vijf nieuwe klokken naar de abdij.

De abt van Averbode reserveerde voor eigen gebruik een kamer op de hoeve.

 

De verhoudingen tot de laten waren veelal ook van familiale aard.

Veel zonen van de laten van Tilburg traden als kloosterling in de abdij.

Minstens vier Averbodese Norbertijnen waren geboortig van de Tulderse hoeve, onder wie de Abt van Tuldel (+1394), terwijl er ettelijke aan de hoevenaars verwant waren. Tussen 1368 en 1543 waren er zes abten familie van de hoevenaars.

Dit bracht natuurlijk ook de nodige voordelen voor de hoevenaars mee.

 

In 1662 werd de hoeve zelf tot de grond toe afgebroken en 120 voet oostwaarts weer opgebouwd, terwijl de waarde van die nieuwe boerderij toen geschat werd op de kapitale som van 4.100 gulden.

Het laat zich raden dat deze nieuwe hoeve een hecht en sterk gebouw was.

Het hoofdgebouw, volledig in steen opgetrokken, telde zelfs een volwaardige eerste verdieping. Op de voorgevel prijkte een groot arduinen wapenschild met als onderschrift: "ne quid nimis", wat betekent "niets te veel" of "alles met mate".

Soortgelijke steen prijkt ook in de toren van de Norbertijnenabdij van Averbode, gebouwd tussen 1664 en 1672; het betreft het wapenschild van de toenmalige abt, (zie hieronder)

Gevelsteen Tulderse Hoeve.jpg

B.   OORSPRONG van de Antwerpse van Dun-tak

 

 

De familietak van Dun, Bruers, gaat zoals vermeld terug tot Tulderse hoevenaar Johannes van Dun, alias Bruers.

Hij was gehuwd met Joanna Gijsbert Vervlaest bij wie hij vijf kinderen had en overleed te Hilvarenbeek op 21 mei 1687.

Zijn zoon Joannes was hoevenaar en tapper op Tulder.

Deze Joannes zijn oudste zoon, Matthijs Joannes van Dun, was brouwer en hoevenaar op de Tulderse hoeve. Hij werd geboren in 1653 en huwde Catharina Wittens.

 

Mathijs Joannes van Dun zijn zoon, Johannes Mathijs van Dun, werd te Hoge en Lage Mierde gedoopt op 23 februari 1653, ook hij was hoevenaar en tapper op Tulder, en huwde op 4 maart 1685 Maria Gualtheri Lemmens.

Het echtpaar kreeg acht kinderen, 5 dochters en drie zonen.

 

Daarvan was Joannes Baptist van Dun het zesde kind, tevens de oudste jongen. Hij werd gedoopt te Hilvarenbeek op 1 juli 1697.

Hij verhuisde naar Antwerpen, schreef zich in 1732 aldaar in de poortersboeken in als winkelier, met de vermelding “afkomstig van Hilvarenbeek”, en werd also stamvader van de Antwerpse tak.

Hij huwde te Antwerpen, op 26 september 1733, met Catharina Verdussen, bij wie hij 4 kinderen kreeg.

Van 1740 tot 1777 had hij een notarisstudie inAntwerpen.

Zijn notariële akten werden gebundeld en worden, op enkele na, die zich bevinden in het Rijksarchief in Antwerpen bevinden, alle bewaard in het Stadsarchief van Antwerpen.

Vanaf 1757 is hij procureur te Antwerpen.

Hij woonde in het centrum van de stad, in de “Oude Waege”, achter de kathedraal, en overleed op 14 december 1778, 8 maanden na het overlijden van zijn waarna hij in de O.L.Vr.-kathedraal van Antwerpen werd begraven.

Joannes Baptist van Dun en zijn vrouw Catharina Verdussen, met wie hij op 26 september 1733 gehuwd was, kregen tussen 1734 en 1750 acht kinderen, allen geboren te Antwerpen:

C.   De ANTWERPSE van DUN-familie

Het oudste kind, Joannes Franciscus, werd op 14 december 1734 geboren. Hij zal zijn vader bijstaan in zijn notariaat, zo zal hij en vanaf zijn 14de jaar optreden als getuige bij het verlijden van de notariële akten van zijn vader.

 

Het tweede kind, Anna Maria Catharina wordt geboren in 1737 en zal van 1778 tot 1783 abdis zijn van het klooster Leliëndael te Mechelen. (zie het apart hoofdstuk onder haar naam).

Nadat zij met de andere zusters uit het klooster was verdreven, vond ze uiteindelijk een onderkomen in het Begijnhof in Lier, waar ze samen met enkele anderen een soort intern samenlevingsreglement opstelde

Haar overlijden, op 20 oktober 1830 te 22u30, staat aldaar opgetekend in het register van de Begijnhofkerk (zie verder onder het hoofdstuk op haar naam).

Tussen 1737 en 1750 kreeg het echtpaar nog 6 kinderen.

Van Susanna Theresia, geboren in 1740, Joannes Carolus, geboren in 1741, en Carolus Albertus, geboren in 1747, is ons verder niets bekend.

 

De 4 andere kinderen kwamen, elk op hun domein, in het openbaar en zullen hierna besproken worden:

Het vijfde kind, Petrus Joannes Carolus, werd geboren te Antwerpen op 11 april 1745.

Reeds op 11 april 1759 wordt hij in de notariële akten van zijn vader vermeld als getuige bij het verlijden van een akte, terwijl hij ook als dusdanig ondertekent. Dit deed hij zeker tot en met 1762.

Op 6 november 1763 treedt hij als novice in bij de Jezuïeten en als Jezuïet onderwijst hij tot 1773 Menswetenschappen in Mechelen en Antwerpen.

In dat jaar werd de Jezuïetenorde echter door paus Clemens XIV opgeheven onder druk van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk.

 

Door het sluiten van de Jezuïetencolleges werd het middelbaar onderwijs een monopolie van de Augustijner orde.  Deze scholen stonden echter minder goed aangeschreven.

Doordat de pogingen van de Oostenrijkse overheid, om de leerlingen in een nieuw college onder seculiere geestelijkheid onder te brengen, door de leerlingen en hun ouders werden geboycot, werd er door die overheid besloten te Antwerpen een college op te richten voor weeskinderen van militairen, ten einde hun een militaire opleiding te geven.

De Militaire Academie, zoals deze school heette, werd opgericht in oktober 1777 en was ondergebracht in het professiehuis van de voormalige Jezuïetenorde, in de Prinsenstraat te Antwerpen, thans het hoofdgebouw van de UFSIA  (Universitaire Faculteit St.-Ignatius Antwerpen).

Naast algemene humaniorastudies werd er een militaire, wetenschappelijke en technische opleiding gegeven.

Onder de personen die door de stadsmagistraat werden voorgesteld als leraar in deze Militaire Academie, bevond zich Petrus van Dun. Hij gaf toen les in Menswetenschappen.

Op de onderstaande foto's: het voormalige Hof van Liere, in de Prinsenstraat te Antwerpen, waar Petrus van Dun les gaf. Het was in 1515 gebouwd door de toenmalige burgemeester Van Liere. Nadat deze prins Karel, de latere Keizer Karel had ontvangen werd de naam veranderd in Prinsenhof, en de naam van de straat waarin het gelegen was in Prinsenstraat.  Door de Duitse schilder Albrecht Dürer werd het beschreven als "het mooiste burgerhuis van Europa".

Antw.se van Dun -Prinsenhof.png
Antw.se van Dun -binnenkoer Prinsenhofl.png

In 1794, tijdens de Franse bezetting, stond Petrus van Dun op de "Naemrol der tot deportatie of verbanning aangewezen Gheestelyken van het kanton Antwerpen".

Waarschijnlijk is hij kunnen onderduiken. De gedeporteerde geestelijken werden immers overgebracht naar de Franse kolonies in Midden- en Zuid-Amerika, en velen stierven daar in ellendige omstandigheden.

 In 1797 ontdekten de politiecommissarissen der Republiek nog 14 gewezen Jezuïeten te Antwerpen; op één na, stonden ze allen opgetekend als anti-republikeins.

We weten echter niet met zekerheid of Petrus van Dun zich onder hen bevond.

 

Na de Franse overheersing treffen we hem echter terug aan als kanunnik, gevoegd bij het Ministerie van de Predikatie. Hij werd beroemd door zijn zondagssermoenen die, na zijn overlijden op 30 april 1824, postuum werden uitgegeven.

Die uitgave was een huzarenstukje met zomaar eventjes 8 boekdelen.  Men deed er 13 jaar over.

Hieronder het omslagblad van boekdeel 8

Sermoenen SJ Petrus van Dun deel 8.jpg

Ook aan Joannes Josephus van Dun, het zevende kind van Joannes Baptist van Dun en zijn vrouw Catharina Verdussen, schepen en burgemeester van Antwerpen, geboren in 1750 werd een apart hoofdstuk op deze website gewijd (zie aldaar voor verdere informatie over hem, zijn zoon Petrus Johannes, en zijn kleinkinderen, w.o. Leo van Dun (1826-1965), bewoner van Huyse Sorghvliedt in Hoboken)
 

Franciscus Bernardus van Dun, een tweelingbroer van Joannes, werd dus ook geboren in 1750.

Hij huwde op 11 augustus 1777 met Maria Theresia Josepha van Bedaff.

Uit dit huwelijk werden er 5 kinderen geboren.

 

Evenals zijn vader was hij notaris.

Zijn notariële akten bevinden zich in het rijksarchief te Antwerpen.

 

In 1777 solliciteert hij naar het ambt van procureur en in hetzelfde jaar wordt hij als procureur aangesteld.

Vóór 1792 werd hij benoemd tot schepen (rechter) in Antwerpen.

 

Ten tijde van de Franse volkstelling woonde hij op het Clapdorp, te Antwerpen, in nr. 10 en 11, in een huis waarvan hij de eigenaar was.

Hij woonde daar samen met zijn vrouw Maria Theresia van  Bedaff, zijn zoon Antonius, en 2 inwonende dienstmeiden, respectievelijk 45 en 28 jaar oud.

Het is geen toeval dat hij, evenals zijn broer Joannes, slechts 2 dienstmeiden opgaf aan de tellers van de Franse bezetter. Meer huispersoneel werd immers beschouwd als een teken van rijkdom, wat aanleiding gaf tot allerhande heffingen en opeisingen.

 

Van 1802 tot 1824 hervatte hij in Antwerpen zijn notariaat.

Hij overleed in deze stad op 22 maart 1825.

 

Het oudste kind van Franciscus Bernardus, Antonius Bernardus Siardus, geboren te Antwerpen op 26 augustus 1781, overleed aldaar op 17 augustus 1833.

Hij was notaris, gemeenteraadslid en schepen van de stad Antwerpen, en werd bij de oprichting van België verkozen tot plaatsvervangend lid van het Nationaal Congres.

Zijn 4 andere kinderen hadden geen nakomelingen:

Andreas Josephus Augustus Franciscus, Antwerpen 1786-1833.

Maria Josepha Norberti, Antwerpen 1787-1791.

Johannes Josephus Bernardus, Antwerpen, 1788-1830, rentenier, ongehuwd.

Paulus Josephus Petrus, Antwerpen, 1789-1824, rentenier, ongehuwd.

Zowel Franciscus Bernardus als zijn vrouw, maar ook al zijn kinderen liggen begraven tegen de buitenmuur van de St. Willebrorduskerk in Antwerpen,  gelegen in de Kerkstraat..

De inscripties zouden indertijd in gouden letters zijn aangebracht maar zijn nu verdwenen.

BIBLIOGRAFIE

Joannes Baptist  van  Dun

 Rijksarchief Antwerpen, Notariële Akten, Microfilm 665-446.

 

Stadsarchief Antwerpen, Poortersboeken.

 

Stadsarchief Antwerpen, Schepenregisters.

 

Anna  van  Dun

Monasticon Belge, Tome VII, Province d'Anvers, Premier Volume, Centre National de recherche d'histoire religieuse, Liège, 1992.

 

Telling Antwerpse Bevolking, Jaar IV.

 

Culturele Geschiedenis van Vlaanderen, Deel 3, De nieuwe tijd, van 1585 tot 1914, Uitgev. Baart, Deurne/Ommen, 1983.

 

Geschiedenis van België en Kongo, Prof. Dr. J.A. Van Houtte en Drs. P Voeten, N.V. Jozef Van In & C°, Lier, 1960.

 

Geschiedenis van Antwerpen, kanunnik Floris Prims, Deel 25, N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1947.

Petrus  Joannes Carolus  van  Dun

 Bibliographie Nationale publiée par l' Académie Royale des sciences, des lettres et des beaux arts de Belgique, Brussel, Émile Bruylant, 1983, Tome 36, Supplément Tome VIII.

 

Bibliothèque de la Compagnie de Jésus, Carlos Sommervogel S.J., Tome III,

Bruxelles, MDCCCXCII.

 

Leerredenen op de Zondagen van het jaer.  Door den Zeer Eerwaarden Heer Petrus Joannes Carolus van Dun, in zijn leven lid der Societeyt Jesus, Antwerpen ter Drukkery van T. J. Janssens, 1825 -1838, 8 vol.

 

Geschiedenis van Antwerpen, kanunnik Floris Prims, Deel 23 en 25, N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1947.

 

Geschiedenis van Vlaanderen, Deel 2, Van de Habsburgers tot de Oostenrijkse Tijd, Prof. Dr. Rob. Van Roosbroeck, N.V. Heideland-Orbis, Hasselt, 1972.

 

Geschiedenis van Antwerpen sedert de Stichting der Stad tot onze Tijden, F.H. Mertens en

K.L. Torfs, uitgev. C. De Vries-Brouwers, deel A.

 

Geschiedenis van Antwerpen, Zevende Deel, Met Oostenrijk en onder de Franschen 1715-1814, Floris Prims, uitgev. Kultuur en Beschaving, 1948.

Joannes Josephus  van  Dun

 Algemeen Rijksarchief Brussel, Ref. 432714  -  EP3285/180.

 

Algemeen Rijksarchief Brussel, Ref. 432984  -  EP3349/124.

 

Nieuwe Geschiedenis van Antwerpen, of Schets van de Beginsels en Gebeurtenissen dezer Stad, alsmede van de opkomste harer instellingen en geschriften, Lodewyk Torfs, pp 356-358, drukkery J.E. Buschmann, Antwerpen, 1862.

 

De Sansculotten te Antwerpen, 1792-1802, J. Staes, Algemeen Rijksarchief Antwerpen.

 

Antwerpen in de XVIIIde eeuw na den inval der Franschen, E. Poffé, Drukkerij H. & L. Kennes, Antwerpen, 1897.

 

Het Antwerps Stadsbestuur voor en tijdens de Franse overheersing, R. Boumans, Rijksuniversiteit te Gent, Werken uitgegeven door de Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte, 135e Aflevering, uitgev. De Tempel, Brugge, 1965.

 

Antwerpen onder Jean Marassé (1792-1793), Fl. Prims, in Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Brussel, 1949.

 

Bijdrage tot de Geschiedenis van Antwerpen op het einde der XVIIIe eeuw, J. Staes, (een hoofdstuk uit een nog onvoltooid werk), ca. 1887.

XIII/19

Acte van keus door het souvereyn volk van Antwerpen gedaen op 15 december 1792, J. Grangé, Antwerpen, 1792.

 

Geschiedenis van Antwerpen sedert de Stichting der Stad tot onze Tijden, F.H. Mertens en

K.L. Torfs, uitgev. C. De Vries-Brouwers, deel VI-VII-VIII, Antwerpen.

 

Geschiedenis van Antwerpen, kanunnik Floris Prims, Deel 25, N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1947.

 

Geschiedenis van Antwerpen, kanunnik Floris Prims, Nieuwe uitgave van de oorspronkelijke tekst van 1927-1948, Zevende Deel, uitgev. Kultuur en Beschaving, Brussel, 1984.

 

Geschiedenis van Antwerpen, Zevende Deel, Met Oostenrijk en onder de Franschen 1715-1814, Floris Prims, uitgev. Kultuur en Beschaving, 1948.

 

Antwerpen in de XVIII eeuw, Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis, De Sikkel, Antwerpen, 1952.

 

Antwerpen, van Romeins veer tot wereldhaven, Jan Van Acker, uitgev. Mercurius, Antwerpen, 1975.

 

De Kronijk van Antwerpen, Jan Frans Van der Straelen en Jan Baptist Van der Straelen, Zevende Deel, 1799-1802, Antwerpen, 1935.

 

Registers van de Franse volkstelling - An IV, Rijksarchief Antwerpen.

 

Gazette van Antwerpen, 1792-N°83, 1793-N°1, 1794-N°61, Stadsbibliotheek Antwerpen.

Franciscus  Bernardus  van  Dun

Rijksarchief Antwerpen.

 

Stadsarchief Antwerpen, N. 3996 tot N. 4004.

 

Stadsarchief Antwerpen, (L.S.) proc. suppl. 6392.

 

Stadsarchief Antwerpen, Schepenregisters.

 

Registers van de Franse volkstelling, An IV, Rijksarchief Antwerpen.

 

Stadsarchief Antwerpen, Procesboeken.

 

Gazette van Antwerpen, 1794-N°61, Stadsbibliotheek Antwerpen.

bottom of page