top of page
avdwap.bmp

Personen

Pastoor Peeter van Dun (1570-1635) Goirle,

grafsteen met wapenschild

​


Pastoor Peeter van Dun  werd omstreeks 1570 geboren te Goirle,

​

Door het kapittel vaan de Predikheren van Hilvarenbeek werd hij voorgedragen  op 27 mei 1598 als zodanig aangesteld tot pastoor van Goirle, in de kerk van St. Jan Baptist

Enkele dagen later koopt hij de pastorie met hof en aanhorigheden, niet alleen voor zichzelf maar ook voor zijn opvolgers.

Uit de kerkvisitatie van 29 juni 1615 blijkt dat hij dan kanunnik was van het kapittel te Hilvarenbeek en overleed te Goirle op 27 juni 1635.

Op 12 oktober 1631 maakt hij zijn testament op, waarbij hij zijn broers Jan en Cornelis van Dun benoemd als zijn universele erfgenamen.

Na zijn overlijden op 17 juni 1635 werd hij volgens zijn wens begraven in het priesterkoor van de kerk.

​

Uit de stamboomgegevens blijkt dat Peeter van Dun één der vier kinderen was van Vincent Jan Hendrik van Dun(ne), die geboren was in 1540 en gehuwd met Jenneke Soffaerts.  

Een broer van Peeter van Dun was Jan Vincent van Dun, die aan de basis ligt van een van de drie grote van Dun-takken in de Goirlese van Dun-stam.

(zie Stamboomboek "De Goirlese Familie VAN DUN 1340-2000", p.119)
 

Naast andere schenkingen (meubelen, kledij en geld), schenkt Peeter bij testament een akker weg, de “Lijckenakker” genoemd, die hij eertijds van zijn grootvader (langs moederskant) had gekocht.

Hij doet dit met de bedoeling dat de opbrengsten hiervan jaarlijks door zijn vrienden zullen gebruikt worden om de armen te spijzigen.

Als testamentuitvoerders duidt hij twee neven aan: meester Vincent Janssoon van Dun, schoolmeester en koster in Goirle, en Vincent Cornelis van Dun.

​

​

Tijdens zijn leven had Peter van Dun het zeker niet gemakkelijk.

Bij zijn geboorte was de 80-jarige oorlog pas begonnen.

In 1587, toen ongeveer 17 jaar was, brak de pest uit en in de daaropvolgende jaren werd de streek geregeld geplunderd en vielen er onder de bevolking heel wat doden en gewonden.

Door de uitbreiding van het protestantisme kwam de katholieke kerk zwaar onder vuur te liggen.

In 1634 verscheen er o.m. een “Plakkaat van Retorsie”, waarin de uitoefening van de Roomse godsdienst verboden werd in kerken en particuliere huizen.

 

Enkele jaren na zijn dood ging de kerk over in Gereformeerde handen, tegelijkertijd had de kerk veel te lijden van de oorlogsomstandigheden.

Toen ze later terug in katholieke handen overging, was ze niet alleen bouwvallig, maar tevens veel te klein geworden.

Bij de bouw van de nieuwe en grotere huidige kerk zag men zich wegens plaatsgebrek verplicht het gebouw in de Noord-Zuid-richting te plaatsen, en niet meer in de oorspronkelijke Oost-West-richting.

De grafsteen van Peeter van Dun, die de oudst bewaarde grafsteen in de huidige kerk is, volgde mee die verhuis, en het is onwaarschijnlijk dat er nog overblijfselen van onze stamgenoot daaronder liggen.De grafsteen van Peeter van Dun, die de oudst bewaarde grafsteen in de huidige kerk is, volgde mee die verhuis, en het is onwaarschijnlijk dat er nog overblijfselen van onze stamgenoot daaronder liggen.  De steen bevindt zich wel op een ereplaats, centraal in de zijkapel, op de onderstaande foto helemaal vooraan, juist vóór de bidstoel.

Pastoor Peter van Dun grafsteen voor altaar.png
Pastoor Peter van Dun grafsteen.png

Opvallend op de grafsteen is de Latijnse spreuk "Nascendo morimur" -  "Wij (beginnen te) sterven op het ogenblik dat we geboren,
Op de grafsteen prijkt ook het familieblazoen van pastoor van Dun met op de rechterhelft ons familiewapen en op de linkerhelft 
het wapenschild van de familie van zijn moeder (met de voorstelling van 3 bijen).

In het gemeentearchief van Tilburg bevindt zich een akte, medeondertekend door pastoor Peeter van Dun, naar aanleiding van een visioen dat zijn nichtje, Neelken Laureyssen, had toen het 12 jaar oud was.

Neelken was een kleindochter van Peeter Soffaerts, grootvader van moederszijde van pastoor van Dun.

Het betreft een akte van haar verklaring, op 18 april 1616 opgesteld op verzoek van de schout, Mr. Jan de Roy, en afgelegd voor de pastoor, Peeter van Dun, en voor de schepenen en de kerkmeesters van de gemeente.

​

We geven hierna de inhoud van deze akte in grote trekken weer :

Op 17 april 1616 was Neelken “voyerije gaen steken in den acker tusschen de Goorlsche kerkck ende het Dorp”, toen een jong meisje van een vijftal jaren oud in een habijt van sneeuwwitte lijnwaad, tussen 10 en 11 uur ‘s morgens, bij haar kwam zitten. Het meisje in het visioen stelde Neelken verscheidene vragen : hoeveel koeien ze had, en of haar vader en moeder nog leefden. Waarna het zei te hopen dat onze Lieve Heer voor een goede oogst zou zorgen. 

Het wierp daarop een handvol “pluckdinghe” naar de korf van Neelken en verdween.

 

Op vraag van de pastoor hoe het hoofd van het visioen er uitzag, antwoordde Neelken “dat sij hooft, aermen noch beenen aen hetselve gesien en hadde”.

De akte eindigt als volgt: “Aldus geëxamineert ten huyse Heer Peeter van Dun, pastoor, op den XVIIIen dach April Ao voorgeschreven. Toirconden ons naems. Ita attestor Petrus de Dun, Pastor in Goorle. Lenaert Janssens van Nerven als schepenen, overmits Alewijs Vrancken. Michiel Joosten Meijnaerts, Wouter Janssen van Nerven, kerckmeesteren.

”Op basis van deze akte werd er, enkele decennia geleden, een wagenspel opgevoerd, geheten : “Het Visioen”.

bottom of page